In België is het als volgt geregeld:
KB 15/03/1968
Artikel 28. Lichten en reflectoren
§1. Definities.
[...]
25° Dagrijlicht : een licht dat voorwaarts gericht is en wordt gebruikt om het voertuig tijdens het rijden overdag beter zichtbaar te maken.
[...]
§2. Algemene bepalingen.
1° Voorschriften betreffende montage en kleur.
a) Lichten en reflectoren andere dan richtingaanwijzers.
[...]
6. De elektrische installatie moet zodanig zijn uitgevoerd, dat de achterlichten, de kentekenplaatverlichting en de eventuele omtreklichten bij het inschakelen van de grootlichten, dimlichten, standlichten, mistlichten voor, mistlicht(en) achter of zoeklicht automatisch worden ontstoken.
Bovendien moeten de elektrische verbindingen zodanig zijn dat de standlichten steeds branden, wanneer de dimlichten, grootlichten of mislichten voor zijn onststoken.
Deze bepaling is evenwel niet van toepassing op de grootlichten of de dimlichten, wanneer zij worden gebruikt om waarschuwingslichtsignalen te geven.
De elektrische installatie moet zodanig zijn uitgevoerd, dat de dagrijlichten automatisch worden ingeschakeld wanneer de inrichting waarmee de motor wordt aangezet en/of afgezet zich in een zodanige stand bevindt dat de motor in werking kan zijn.
De dagrijlichten moeten automatisch worden gedoofd wanneer de mistvoorlichten of de koplichten worden ontstoken, behalve wanneer deze laatste worden gebruikt om met korte tussenpozen onderbroken lichtsignalen te geven. Het door de dagrijlichten uitgestraalde licht is wit van kleur.
Daarenboven mogen de stand- en achterlichten, de omtreklichten en de eventuele zijmarkeringslichten evenals de kentekenplaatverlichting niet kunnen worden ontstoken wanneer de dagrijlichten branden.
[...]